Samenvatting boek ontwikkelingspsychologie - Samenvattingen Ontwikkelingspsychologie Hoofdstuk 2 - Studeersnel (2024)

Hoofdstuk 2 voor een groot deel

Vak

De ontwikkeling van het kind (PV1T01)

14Documenten

Studenten deelden 14 documenten in dit vak

Universiteit

Hogeschool Viaa

Studiejaar: 2023/2024

Geüpload door:

Anonieme student

Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.

Hogeschool Viaa

Aanbevolen voor jou

  • 12Samenvattingen: boek Ontwikkelingspsychologie voor Leerkrachten Basisonderwijs Hoofdstuk 2.3Pedagogiek Themalijn 1.1Samenvattingen90% (10)
  • 38Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs H2, 3, 5.1 en 5Volgen en begeleiden van de ontwikkeling van kinderenSamenvattingen100% (4)
  • 5Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijsOntwikkelingspsychologieSamenvattingen100% (3)
  • 14Ontwikkelingspsychologie voor Leerkrachten Basisonderwijs Pedagogiek Samenvatting - Samenvatting - Hoofdstuk 2 - 3M1 PedagogiekSamenvattingen100% (2)
  • 2Samenvatting ontwikkelingspsychologiePedagogiekSamenvattingen100% (2)

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Andere studenten bekeken ook

  • Themalijn blok 1
  • Introductie Themalijn blok 2
  • Samenvatting tentamen ontwikkeling van het kind
  • Samenvatting Thematoets
  • Samenvatting ontwikkelingspsycholigie
  • Beoordelingsformulier niveau 1 OK 23-24

Gerelateerde documenten

  • Beoordelingsformulier niveau 1 JK 23-24
  • Samenvatting rekenkundige ontwikkeling
  • 3 ontwikkelingsgebieden uit ontwikkelingspsychologie
  • Ontwikkeling van het kind spelontwikkeling aantekeningen
  • Sociaal-culturele ontwikkeling
  • Samenvatting hoofdstuk 2 - Pedagogisch didactisch begeleiden

Preview tekst

Samenvattingen Ontwikkelingspsychologie

Hoofdstuk 2 Relatie met autobiografieNarratieven = ervaringen die in verhalen en aansprekende beelden vorm worden gegeven.Gaat over wat jezelf bijvoorbeeld ook hebt meegemaakt, of hoe je over dingen denkt vanuitervaringen.Individuele levensgeschiedenis.Vanuit jouw individuele levensgeschiedenis ontstaan ideeën, persoonlijke interpretaties dievoortduren op nieuw bewerkt worden.Daarbij hoort autobiografische reflectie. Dat is een reflectie op de diepte, door explicietterug te blikken op ervaringen uit het eigen verleden.De bedoeling van het werken met autobiografische reflectie is meer inzicht te krijgen in depersoonlijke interpretaties (de bril waar je door kijkt) waarmee je naar deberoepswerkelijkheid kijkt. Dat kan aanknopingspunten opleveren om jezelf verder teontwikkelen in het vak.Autobiografische reflectie laat in een vroeg stadium jouw overtuigingen, jouw emoties enwaardeoordelen zichtbaar worden. Door welke bril jij kijkt naar kinderen/ouders, bepaaldemensen.Door die autobiografische reflecties met anderen te delen, dus jouw opvattingen, kun je jebewust worden van de opvattingen die je hebt over jezelf en jouw beroepsuitoefening.Uiteindelijk kan je het ook allemaal verbreden. Denk aan het begin van de pabo hoe je overdingen nadacht en tijdens je eerste leerkracht jaar.2 Kinderen leren kennenObserveren is altijd doelgericht.Je vat samen wat je ziet.Voorwaarden voor observeren:

  1. Gericht en bewust gebeuren

  2. Objectief, beschrijven wat je zietAls we naar signaleringsmiddelen kijken zoals de veelgebruikte LICOR-lijst, beoordeeld deleerkracht het kind op de aanwezigheid van omschreven gedragskenmerken.Bijv: zelfstandigheid bij taken, minder impulsief handelen, oog hebben voor de ander.De observatiemethoden kan je onderverdelen in 3 observaties.

  3. De longitudinale observatie. Observatie van een kind of van meerdere kinderen OVEREEN LANGERE PERIODE

  4. De cross-sectional observatie; observatie van VERSCHILLENDE KINDEREN in DEZELFDEPERIODE op HETZELFDE ASPECT.Er ontstaat dan een ontwikkelingslijn van gedrag in verschillende leeftijdsfasen!

  5. De transversale observatie: VERSCHILLENDE KINDEREN van DEZELFDE LEEFTIJDworden op HETZELFDE ASPECT geobserveerd om VERSCHILLEN ENOVEREENKOMSTEN ZICHTBAAR te maken.Voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen is de relatie leerkracht-kind heelbelangrijk!Dit is eigenlijk een algemene leervoorwaarde.Interactieanalyse is een voorbeeld van een techniek waarbij de gebeurtenissen tijdenseen les geboserveerd en vastgelegd worden.Een voorbeeld daarvan is VICS. Verbale Interactie Categorieën Systeem. (Turven vanbepaalde interacties tijdens een les) dit is vaak wat algemener en uitgebreider door tekijken wat er allemaal gebeurd in een klaslokaal tijdens een les.Maar je kan ook 1 doel pakken om daar op te focussen, bijvoorbeeld hoe vaak praten zedoor de klas?Je kan dit in de hele groep doen, maar ook bij een bepaald kind. Hieruit kun jeconsequenties opmaken voor jouw onderwijsgedrag, dus hoe jij de klas / het kind

  6. De relaties op basis van vriendschap, met vragen als ‘wie is jouw beste vriend’. Vriendschapssociogram.

  7. De relaties op basis van samenwerken aan een taak, uiteraard met andere vraagstelling. (werksociogram)De gebruiksvoorwaarde van een sociogram is beperkt, omdat het een momentopnamewordt. Je krijgt pas echt een goed beeld wanneer je:

  • De sociometrische methode gebruikt IN SAMENHANG MET OBSERVATIE ENGESPREK.
  • De methode een AANTAL KEER TOEPASSEN, dus dat je vaker een sociogrammaakt. Bijvoorbeeld aan het begin van het jaar, middenin en aan het einde vanhet jaar.
  • Let op de wijze waarop je hem toepast, je kan bijvoorbeeld twee keer opverschillende momenten of met andere vraagstelling het toepassen. OPVERSCHILLENDE MOMENTEN EN MET ANDERE VRAAGSTELLING
  • De verzamelde gegevens NADER ONDERZOEKT. Doordat je bijvoorbeeld eenobservatieplan opstelt om te onderzoeken of het echt zo is dat pietje bijvoorbeeldniet vaak gekozen wordt met gym....
  • Met de verzamelde gegevens DAADWERKELIJK IETS DOET OM NEGATIEF GEDRAGOM TE BUIGEN IN GEWENST GEDRAG. Door hoe je dan groepen samen stelt, watvoor opdrachten en wat voor begeleiding je organiseert om bepaalde patronen teversterken of te verzwakken.Hoe trek je bijv. een minder populair kind meer bij de groep.
  • Observeert of je ingrepen ook werkelijk effect hebben. HEBBEN JE INGREPENEFFECT?

Observaties, sociogrammen en gesprekken geven samen inzichten die nodig zijn voor hetbegrijpen van de interactie tussen leeftijdsgenoten.Carl Rogers, een Amerikaanse psycholoog noemt een aantal voorwaarden voor een goedgesprek. Waarbij de kinderen tot hun recht komen. 1. Congruentie: DE LEERKRACHT IS ECHT. Hij doet en zegt geen dingen wat hij niet meent of voelt of doet. Er moet overeenstemming zijn in wie hij is en wat hij zegt. 2. Empathie: de leerkracht moet zich kunnen INLEVEN VAN DE BELEVINGSWERELD van het kind. 3. Positieve blik: HET KIND AANVAARDEN ZOALS HIJ IS. Je moet dus openstaan voor de gedachten en gevoelens van het kind.Delfos geeft een aantal aanwijzingen voor een goede communicatie en gesprek: 1. Op dezelfde toonhoogte praten 2. Kijk naar het kind als je spreekt 3. Maak wel en geen oogcontact met het kind 4. Stel het kind op zijn gemak 5. Luister naar het kind 6. Laat met behulp van voorbeelden zien, dat wat het kind zegt, effect heeft 7. Vertel het kind dat het tegen je moet zeggen wat het vindt of wil. (dat hij moet zeggen wat hij denkt of voelt en dat dat mag) 8. Probeer spelen en praten te combineren 9. Breek het gesprek af zet het later voort wanneer je merkt dat het kind afhaakt 10. Zorg dat het kind tot zichzelf kan komen als het gesprek moeilijk verloopt. Je hebt een open en een gesloten gesprek.Omdat jouw belevingswereld anders is dan die van kinderen, wordt er een groot beroepgedaan op jouw empatisch vermogen. Dat betekent niet alleen meegaan of meevoelen metiemands gevoelens, maar ook in staat zijn gevoelens bij de ander aan te voelen ook als je diezelf niet kent.Bij een gesprek met een kind is een valkuil van invullen erg voorkomend.Vooral een kind verbaal niet zo sterk is. Je loopt dan de kans dat het kind zich niet begrepenvoelt, ook al zegt hij het niet.

  • Laat een kind weten dat het mag zwijgen. Het kind hoeft niet perse te reageren of erover te praten als dat het niet wil.
  • Probeer te benoemen wat je voelt en volg wat je voelt als leerkracht. Gebruik dus jouw intuïtie.
  • Nodig het kind uit zijn of haar mening over het gesprek te geven.
  • Om de juiste gespreksvoering te kunnen toepassen en aan te kunnen sluiten bij het kind, is het noodzakelijk om een grove inschatting te maken van de mentale leeftijd van het kind.Eerste stap: jezelf voorstellen.Tweede stap: doel vertellen van het gesprek. Je introduceert het evenDerde stap: introductievragen. Wie ben jij, leeftijd, klasVierde stap: de startvraag: neutraal, veel antwoorden mogelijk, eventueel materiaal latenzien in verband met het onderwerp van het gesprek.Vijfde stap: de romp, de fase waar het om gaat. 2 zaken spelen een rol. Het onderwerp datbesproken moet worden EN het onderhouden van een goede relatie en sfeer.Maak een vragenlijst, maar maak daar niet te opzichtig gebruik van en maak niet teveelnotities. Kan afleiden. Maar probeer het te onthouden voor later om het dan op te schrijven.Zo heb je ook meer aandacht voor het kind.Zesde stap: de afronding. Even terugkomen op het doel van het gesprek, of samenvatten water nu is gebeurd. het is goed om te herhalen wat er met de informatie gedaan wordt en datje het kind bedankt.Diagnose-instrumenttoetsenZijn ontworpen om een diagnose te stellen hoe de leerling er op dit moment voor staat. Dit isiets anders dan de vaststelling hoe een leerling is! Het doel is ook dat het kind zich daarnaverder ontwikkelt.Diagnosticerend onderwijs. Via jouw onderwijs kan je de oorzaken van problemen bijkinderen zo goed mogelijk op sporen en daar vervolgens aan werken.

Je hebt verschillende soorten toetsen.Schoolvorderingstoets: DLE bijvoorbeeld. Zicht te krijgen op de vorderingen van leerlingenen eventuele problemen te signaleren. De uitkomsten geven een indicatie hoe je jeonderwijs kunt aanpassen aan de vorderingen van de leerlingen.Leesvoorwaardentoets: zicht krijgen op de voorwaarden die vervuld moeten worden vooreen specifiek vak bijvoorbeeld het leren lezen. Met als doel om met succes aan de slag tegaan met lezen.Functietoets: hierbij worden specifieke functies als motoriek, waarnemen enzovoortgetoetst.Intelligentie-en persoonlijkheidstest: Hierbij krijg je te maken wanneer er advies gegevenmoet worden over de keuze van vervolgonderwijs, maar ook als er sprake is vangedragsproblemen en motivatieproblemen.Sommige aspecten zijn moeilijk te evalueren. In tegenstelling tot cognitieve aspecten, zijn demeeste gedragsaspecten alleen RAPPORTEERBAAR OF COMMUNICEERBAAR IN PLAATS VANTOETSBAAR.Dit neemt niet weg dat het belang van evaluatie van de affectieve (gevoel van het kind)ontwikkeling van een leerling groot is.Evalueren is dus wel belangrijk!Het evaluatieproces dient er op gericht te zijn te analyseren of de ontwikkeling naar wensverloopt en zo niet, wat daar door middel van onderwijs aan gedaan kan worden.Het is de rol van de leerkracht om hierop in te spelen. Om de ontwikkelingen te volgen zijndus verschillende observatieregistratiesystemen ontwikkeld.Sommige scholen werken ook met een portfolio. Dit is een rapportage die sterk inontwikkeling is. Hierin is de leerling eigenlijk eigenaar van zijn of haar leerproces en houdt deleerling het vooral bij en de leerkracht minder. Dit heeft gevolg op de ontwikkeling vanzelfverantwoordelijk leren, doordat de kinderen zelf reflecteren, evalueren en rapporteren.In een portfolio wordt het proces en het resultaat gevolgd. Ook zie je de stappen die er zijn

Denk aan etnische verschillen, sociale verschillen en culturele verschillen en de invloeddaarvan op het onderwijs. Dat beïnvloed de ontwikkeling van het kind.Niet alleen de invloed van de cultuur van het gezin waaruit het kind komt, is van belang,maar ook de invloed van leeftijdsgenoten! En soms is die nog wel groter.Kinderen passen simpelweg de volwassenencultuur aan hun eigen doelen aan en ze voegener aan toe wat ze missen. Ze doen dat samen met andere kinderen. Ze balanceren daarbijvaak op het randje van uitdagen van de volwassenencultuur.Belevingswereld. 2.Ontwikkelingssteriotiep = vaak plakken we al een etiket op een groep wat we denken wat dekinderen interessant vinden. De werkelijke interesse van de groep kinderen kan daarbehoorlijk van afwijkenKennis en inzicht in de ‘eigen aardigheden’ (zoals fantasie, egocentrisme etc.) perleeftijdsgroep levert dus geen vaststaande feitelijke kennis op voor een kind in een situatieen hoe het kind handelt. Het heeft wel Basiskennis en basisinzichten waaruit je gericht kankijken naar een kind. Het kan er dus wel van af wijken!!!Klassieke ontwikkelingspsychologie = een regelmatige opeenvolging van stadia, waarbij elkstadium een vooruitgang van het vorige stadium weergeeft. Gaat er van uit dat heteindproduct het einde van de ontwikkeling is.Piaget had een theorie bedacht over de cognitieve ontwikkeling van het kind. Klassiekeontwikkelingspsychologie: via welke fasen komt een kind tot volwassen denken. Hetvolwassen denken is dus het eindproduct volgens Piaget.Voor de ontwikkeling van de mens in de manier van denken zijn er een drietal factoren vanbelang: 1. De chronologische leeftijd: op een bepaalde leeftijd mag je bepaalde gedragingen en veranderingen gaan zien. 2. De biologische leeftijd: de menselijke ontwikkeling wordt min of meer bepaald door fysieke factoren.

  1. De sociale context: de ontwikkeling wordt bepaald door invloeden van de omgeving.Moderne ontwikkelingspsychologie: hierbij probeert men de processen van mechanismente verklaren die aan de basis liggen van gedrag en gedragsveranderingen!Het verschil is dat dit meer verklaringen geeft hoe het gedrag en de gedragsveranderingenwerken dan dat het gedrag alleen wordt beschreven.Deze accentverschuiving van beschrijvend naar verklarend heeft grote gevolgen gehad voorde theorievorming en onderzoeksstrategieën in de ontwikkelingspsychologie.Iedereen heeft een individuele levensloop. De levenslooppsychologie heeft ervoor gezorgddat we anders zijn gaan kijken naar de kinderlijke ontwikkeling. Er wordt niet alleen gekekennaar wat er zich van binnenuit in het kind ontwikkelt, maar dóór het kind in relatie met zijnomgeving.De ontwikkeling heeft betrekking op processen die tijdens de hele levensloop werkzaam zijn.Er is dus niet een eindpunt zoals bij klassieke ontwikkelingspsychologie,levenslooppsychologie en moderne psychologie geen sprake is.Ontwikkeling is dus niet alleen maar fases doorlopen maar een levenslang proces!Voor een goede ontwikkeling moet de omgeving stimulerende factoren hebben.
  2. Aanleg (nature)
  3. Omgevingsfactoren / interactie (nurture)
  4. RijpingNature/nurture tegenstelling. De ene theorie had het vooral over de aanleg van het kind inzijn ontwikkeling en de andere theorie had het vooral over de invloeden van buitenaf en deomgeving wat zorgde voor de ontwikkeling van het kind.Nature theorie: legt vooral de nadruk op de biologische ontwikkeling waarbij de aanleg engenen centraal staan. In deze visie ontwikkelt het kind zich vanzelf.De ‘nurture’-theorie daarentegen hecht het meeste belang aan de omstandighedenwaaronder iemand opgroeit. Invloeden van buitenaf. Er is sprake van ontwikkeling en rijping.

Het individu past zich aan zijn omgeving aan, maar kan die omgeving zelf ook beïnvloeden. - Je hebt processen die te maken hebben met de rechtstreekse interactie van een kind met zijn directe omgeving. Denk aan gezin, buurt, vriendjes. - En je hebt factoren die verder van het kind afliggen. Zoals onderwijsbeleid, instituties als school en kerk, werkeloosheid van ouders.Hoe directer en intenser de interactie hoe groter de ontwikkelingskansen.Je moet het zien als een denkmodel om na te denken over de ontwikkeling in relatie totaanleg en opvoeding.De opvoeder is 1 van de belangrijkste factoren voor interactie zegt Bronfenbrenner.We moeten letten op de ideeën van de opvoeder en hun vaardigheid om interacties aan tegaan. De ontwikkeling van de opvoeder zélf moet ook ondersteund worden. Daarin moetenwe volgens Bronfenbrenner investeren.De opvoeders hebben invloed op de ontwikkeling van de kinderen. Bijvoorbeeld alsopvoeders in een stressvolle situatie verkeren en daarmee problemen hebben, zijn dat nietbepaald gunstige omgevingen voor kinderen.In de praktijk komt het er dus op neer om in de directe interacties met kinderen een juisteafstemming te vinden tussen alle componenten van het ecologische systeem waar het kinddeel van uitmaakt. De kans dat dit goed verloopt, is het grootst als het kind langere tijddurende interacties heeft met personen met wie het een emotionele band heeft.Om de ontwikkeling te bevorderen moet een opvoeder letten op: 1. De activiteit van het kind. Wat een kind doet en ook vooral HOE het kind iets doet. De mate van betrokkenheid speelt hierbij een rol. 2. De interacties van het kind. Om individuele ontwikkeling te stimuleren zijn wederkerige interacties nodig, dus als opvoeder en kind positief op elkaar reageren.

  1. De rol van het ontwikkelende kind in interacties. Ontwikkeling wordt namelijk bevorderd als er sprake is van interacties in verschillende rollen. De ene keer speelt het kind bijvoorbeeld de winkelier en de andere keer de klant.De narratieve benaderingNarratief-biografisch perspectief. Het eigen persoonlijk denken en persoonlijke ervaringenbij het nemen van beslissingen en keuzes door de leerkracht.De benadering van hun handelen is narratief, omdat het gaat om het verhaal datleerkrachten over hun loopbaan vertellen. De verhalen zijn wel constructies. Ze hebbennamelijk een reeks gebeurtenissen gehad en die krijgen betekenis door ze samen te brengenen te verbinden naar de realiteit van nu.Bovendien vinden die verhalen in een context plaats. Ze spelen zich namelijk af in eenruimte (waar) en tijd (wanneer). De verhalen zijn nooit af. Er is dus sprake van eendynamisch proces, want de verhalen worden aangevuld, veranderd enzovoort na mate detijd verder gaat in het leven.In de loopbaanverhalen van leerkrachten zijn er bepaalde gebeurtenissen of ervaringen dieeen bijzondere betekenis krijgen. Kritische incidenten. Het zijn sleutelervaringen.Kelchtermans noemt dit zo, omdat het momenten zijn waarin je geconfronteerd werd meteen nieuwe uitdaging of probleem. Deze momenten kunnen positief of negatief van invloedzijn op hoe je nu denkt en handelt.Zo ontstaat er een subjectieve onderwijstheorie.IdentiteitAanpassing aan de groep hoort bij het socialiseringsproces. Geleidelijk ontdekt het kind ookeen eigen ik en dit beïnvloedt steeds meer het gedrag. In de ontwikkeling van het kindontwikkelt zich ook hun eigen zelfbeeld.Negatief zelfbeeld kan leiden tot:
  • Onderpresteren
  • Leer-en gedragsstoornissenAls een kind succes ervaart en zich dus competent voelt, dan ontwikkelt het ook een goedgevoel van autonomie. Ik kan dit zélf en ik kan dit goed.

2 OntwikkelingstheorieënFreud1856 – 1939 een Oostenrijkse arts was de grondlegger van de psychoanalytische theorieën.Vroegere jeugdervaringen bepalen volgens hem voor een groot deel de persoonlijkheidvan de volwassene. - Ontwikkelde een zogenaamde drifttheorie. Het denken en handelen van de mens wordt bepaald door seksuele (libido) en agressieve driften die aangeboren zijn en gedurende het hele leven invloed blijven uitoefenen. Libido betekent niet alleen seks, maar eigenlijk alles wat lichamelijk een prettige sensatie oplevert zoals, plassen, duimen en zoenen.De psyche van het kind (Ego of Ich) ziet hij in eerste instantie als driftmatig. Het ontwikkeltzich in de eerste levensjaren met als belangrijkste taak om op een acceptabele manier uitingte geven aan die driftmatige impulsen. Dat kan door driften uit te stellen of om te lerenzetten in aanvaardbaar gedrag. Hoe ga ik er mee om.De taak van de opvoeder ligt hier ook in. 1. Aangeboren driften heeft een baby. De bevrediging van die driften staan nog volledig centraal. Door freud: Es 2. Rond het tweede jaar ervaart het kind dat er allerlei regels zijn waaraan het zich moet houden. Angst voor straf vindt vaak plaats en daarom houdt het kind zich aan de regels. 3. Rond het 5e jaar snapt het kind al meer waarom hij moet luisteren. Belangrijke ontwikkeling vindt plaats: de gewetensfunctie. Superego / überich Door opvoeding wordt het kind ervan bewust dat er geboden zijn en verboden zijn. Er kunnen dan conflicten ontstaan tussen het Es (aangeboren driften, dingen willen) en het Superego. Dus tussen het naar bevrediging strevende Es en het verbiedende Superego. Die conflicten zijn belangrijk voor de ontwikkeling. Het Ego zoekt daarbij actief naar oplossingen die de spanning verminderen. Frustraties kunnen daarbij optreden. Het is normaal en hebben een nuttige functie.

Het tijdstip en de manier waarop kinderen ontwikkelingsmijlpalen (zoals zelf aankleden,zelf eten) bereiken is bepalend voor de latere volwassen persoonlijkheid.Het genetisch zichtpunt: de visie dat vroegere conflicten bepalend zijn voor de laterepersoonlijkheid.Sublimeren: het kind leert gedurende de ontwikkeling dat instinctieve impulsen ookomgebogen kunnen worden naar acceptabele uitingen.Afweermechanismen:

  1. Verdringing: herinneringen of gevoelens worden weggehouden of ‘vergeten’
  2. Ontkenning: onplezierige gebeurtenissen worden niet ‘gezien’
  3. Projectie: negatieve eigenschappen worden aan anderen toegekend in plaats van bijjezelf.
  4. Reactieformatie: je laat gedrag zien dat het tegenovergestelde is wat je eigenlijk zouwillen laten zien.
  5. Rationalisatie: met behulp van allerlei redeneringen dingen goedpraten.De persoonlijkheid ontwikkelt zich in 5 stadia zegt Freud. Dat zijn stadia in de psychoseksueleontwikkeling, waarin individuen streven naar bevrediging van driftmatige behoeften.Hij neemt daarbij aan dat de seksuele drift zich tijdens de kinderlijke ontwikkelingachtereenvolgens op verschillende lichaamszones richt.5 stadia in de driftontwikkeling:
  6. 0-1,5 jaar de orale fase. Waarin het zuigen de belangrijkste bron van lust is, denkaan je duim, de borst van de moeder en mondbewegingen.
  7. De anale fase. 1,5 tot 2,5 a 3 jaar. sensaties die verbonden zijn aan de ontlasting. Inde peutertijd ervaren kinderen dat zij met de ontlasting reacties van ouderen kunnenontlokken. Koppigheidsfase. De ontwikkeling van zelfstandigheid en autonomie speelthierbij een grote rol. Zelluf doen. Hoort bij deze fase
  8. De fallische fase. 3 tot 6/7 jaar. dit is de fase waarin het kind belangstelling krijgtvoor het genitale gebied. In de kleutertijd ontdekt het kind het geslachtsverschil.Castratieangst kan voorkomen bij jongentjes, dat ze denken dat ze hun penis kwijtzijn geraakt. De zoon zou zich hierbij aangetrokken voelen tot de moeder en de

Piaget. Cognitieve ontwikkelingDe theorie gaat over de opeenvolgende manier van denken van kinderen. Heeft te makenmet aanleg in je denken en hoe dat ontwikkelt.cognitieve ontwikkeling, ontwikkeling van denken, taal en andere functies zoals aandacht engeheugen.Het gaat bij Piaget niet om de inhoud. Je moet verstandelijke ontwikkeling scherponderscheiden van het leren. De mogelijkheid van denken ligt in mensen opgeslagen, lerenkomt van buitenaf en kan je aanleren.Een kind wordt geboren met aangeboren reflexen en een aangeboren neiging om actief metde omgeving om te gaan. Door interactie met de omgeving en door lichamelijke rijping(vooral de hersenen) ontstaan volgens hem vanuit die reflexen steeds moeilijkere cognitievevaardigheden.Ontwikkeling komt dus naast rijping tot stand door contact met de omgeving. Hoofddoel vanhet menselijke denken is dus de aanpassing door de omgeving. Adaptie: veranderingen inwijze van denken om effectief te kunnen functioneren in relatie tot de omgeving.Piaget zegt dat elk mens een aangeboren neiging heeft tot adaptie: aanpassing aan deomgeving. Bovendien heeft de mens de neiging tot organisatie: nieuwe aanpassingenintegreren in bestaande systemen.Kennis/leren bestaat volgens P uit structuren of systemen. Leren doe je door jouw systemenAAN TE PASSEN.Adapteren is dus het proces waarmee kinderen veranderen in gedragen denken omeffectiever te kunnen functioneren.Denk aan Darwin met de evolutietheorie. Aanpassingen van vele soorten aan de omgeving.

Voorbeeld adaptie bij de ontwikkeling van het kind:Een baby die voor het eerst vast voedsel eet. Eerst was de baby gewend om te zuigen, na eentijdje leert de baby het hapje wel effectiever met de mond naar binnen te werken. De babyheeft zijn mondbewegingen dus aangepast om het eten in zijn mond te krijgen. Door dezeadaptie kan het kind beter functioneren.Adaptie: 1. Assimilatie: het proces waarmee bestaande kennis en vaardigheden worden gebruikt in nieuwe situaties. Denkschema. Een baby gebruikte eerst mondbewegingen om te zuigen om eten naar binnen te werken. 2. Accommodatie. Het proces van aanpassing van bestaande vaardigheden of kennis om met een nieuwe situatie om te kunnen gaan. Uitbreiding van het denkschema. Een baby moet de bestaande vaardigheden (mondbewegingen) veranderen. Door te eten. Door een continu proces van assimilatie en accommodatie ontwikkelt een kind vanuit aangeboren reflexen een steeds groter aantal vaardigheden dat in allerlei situaties toegepast kan worden. Geldt voor het handelen en het denken.Denken ontwikkelt zich ook door assimilatie en accommodatie.Zelfregulerend proces: kinderen hebben zelf de neiging zich steeds verder te ontwikkelen.Dit zorgt voor een steeds betere adaptie. (aanpassing)Als het gedrag van een kind in overeenstemming is met de eisen die de omgeving aan hetkinds telt, dan ontstaat er evenwicht. (equilibratie).Voorbeeld op het gebied van handelen:Een kind heeft steeds de neiging om zijn disbalans op te lossen en doet dat door assimilatieen accommodatie. Zand is niet goed. Eerst zand in de mond, nu kennis niet goed.Equilibratie geldt voor het handelen en het denken.

Samenvatting boek ontwikkelingspsychologie - Samenvattingen Ontwikkelingspsychologie Hoofdstuk 2 - Studeersnel (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Lakeisha Bayer VM

Last Updated:

Views: 5811

Rating: 4.9 / 5 (69 voted)

Reviews: 84% of readers found this page helpful

Author information

Name: Lakeisha Bayer VM

Birthday: 1997-10-17

Address: Suite 835 34136 Adrian Mountains, Floydton, UT 81036

Phone: +3571527672278

Job: Manufacturing Agent

Hobby: Skimboarding, Photography, Roller skating, Knife making, Paintball, Embroidery, Gunsmithing

Introduction: My name is Lakeisha Bayer VM, I am a brainy, kind, enchanting, healthy, lovely, clean, witty person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.